Ons nageslacht in NEDERLANDS-INDIË

BRONNEN VOOR EUGENETISCHE STUDIËN IN NEDERLANDSCH-INDIË

door

Mr. P.C. Bloys van Treslong Prins.

Er is waarschijnlijk wel geen land ter wereld, waar zooveel rassen en volkeren vertegenwoordigd zijn en geweest zijn, waar zich zooveel kruisingen voordoen als op Java. Daar heeft men allereerst de drie hoofdgroepen : Soendaneezen, Javanen en Madoereezen, vervolgens de diverse volksstammen van de Buitengewesten als Atjehers, Dajaks, Boegineezen, Boetonneezen, Padangers, Timoreezen, Ambonneezen, Menadoneezen, Makassaren, Baliërs, Papoea’s enz. Dan de volkeren uit Europa, met de Hollanders vooraan, maar ook de Portugeezen, Franschen, Engelschen, enz. en die uit Azië, vooral Chineezen, doch ook Japanners, volksstammen uit Vooren Achter-Indië ; eindelijk de Negers uit West-Afrika, die langen tijd groote contingenten aan het leger hebben geleverd. En al deze rassen hebben zich onderling vereenigd ; hunne afstammelingen vindt men overal verspreid. Voor de bestudeering van raskruisingen biedt Java dus een ruim arbeidsveld, niet het minst omdat men hier de progenituur van eeuwen lang voortgezette kruisingen vindt en de omstandigheden voor dergelijk onderzoek, vooral in den laatsten tijd belangrijk verbeterden. Dit raakt trouwens in het buitenland bekend en de voorloopers van diepergaande onderzoekingen hebben zich hier reeds eenige malen aangemeld. Wij herinneren slechts aan Prof. Dr. Rodenwaldt, Dr. Ny&ssen, Dr. Roest, Dr. Bijlmer, om maar bij de laatste onderzoekers te blijven. Maar niet alleen de biologische zijde dezer problemen is onze aandacht ten volle waard, interessanter wellicht is de ingewikkelde sociologische, die der maatschappelijke lagen, gescheiden naar rassen, beroepen, nationaliteiten. Men zij echter voorzichtig en vergete nimmer, dat de officieel staatkundige indeeling in vele gevallen volstrekt niet overeenkomt met de biologische en ook in verschillende tijdvakken een verschillende is geweest. Onder de Inlanders vindt men soms personen gerangschikt, die 90% Europeesch bloed in zich hebben, onder de Europeanen menschen, die in ‘t geheel niet van Europeanen afstammen. Een enkel voorbeeld ter verduidelijking. Gesteld dat volbloed Europeesche tweelingbroers op Java gekomen, samen leven met volbloed inlandsche tweelingzusters ; dat de eene broer zijn nakomelingen erkent, de andere niet, dan worden de kinderen uit de eerste samenleving gerangschikt tot de Europeanen, die der laatste tot de Inlanders, met alle sociale en wettelijke gevolgen van dien. Sterker nog – het komt voor, dat een volbloed inlandsch kind door een formeele handeling naar een maatschappelijk geheel andere bevolkingslaag wordt overgeheveld. Tegen dergelijke uitersten behoeft de geoefende anthropoloog natuurlijk niet gewaarschuwd te worden, wanneer hij het object zelve onderzoekt, maar bij statistische onderzoekingsmethoden, die zich baseeren op de officieele klassificaties ten deze, zij men op zijn hoede. Ook vergete men niet, gelijk reeds gezegd, dat die klassificaties en hare criteria zich in verloop van tijden hebben gewijzigd. Alleen vele benamingen bleven bestaan. Voor verificatie zal de onderzoeker behoefte gevoelen aan betrouwbare gegevens en het lijkt ons nuttig werk voor de Eugenetische Vereeniging in Ned. Indië om deze bronnen op te sporen en bekend te stellen. Als voornaamste moge begonnen worden met :

HET LANDSARCHIEF TE BATAVIA. “) Zooals men in extenso kan lezen in de voorrede op den ,,Inventaris van ‘s Lands Archief te Batavia (1602 -1816) samengesteld en uitgegeven op last van de Nederlandsche Regeering door Mr. J. A. van der Chijs, i) Enkele vragen, die zich bij dat bio-genealogisch onderzoek opdoen, mogen hier volgen : Is de invloed van het Europeesche bloed dezelfde als de moeder een Javaansche of een Amboneesche of een Dajaksche of een Padangsche vrouw is ? Wat is voor die progenituur beter ? Dat zij bij de Javaansche of inheemsche bevolking wordt ingelijfd of dat zij den staat van Europeaan krijgt? Is het niet zonderling, dat men de afstammelingen van een Nederlandschen vader en een Javaansche vrouw tot in het verre nageslacht Europeanen noemt, terwijl zij misschien geen van allen ooit in Europa zijn geweest en niets voor dat werelddeel gevoelen? Kweekt men, door een vreemdsoortige wetgeving op dit gebied, geen slechte Europeanen, terwijl men goede Inheemschen had kunnen krijgen? Welke invloed heeft het kunstmatig verandering brengen in den natuurlijken staat van een individu op dit individu ? Welke kruising is de beste? Die van een vreemden man met een inheemsche vrouw of van een Inheemschen man met een vreemde vrouw? Er zijn hier te lande Inheemschen, die 87% of meer Europeesch bloed in zich hebben en Europeanen, die geen druppel Europeesch bloed in zich hebben. (Dit laatste is een gevolg van de omstandigheid, dat men h. t. 1. een ieder als zijn kind kan erkennen, dat in dit geval h. t. 1. van geen verduistering van staat wordt gesproken). ‘Zou het op grond van bestudeering van deze vraagstukken niet gewenscht zijn en in het belang van de individuen om de verdeeling der bevolking h. t. 1. in Europeanen, Inheemschen en Vreemde Oosterlingen af te schaffen en het instituut van N. I. burger in te voeren, waarbij de menschheid alleen naar beschaving en ontwikkeling en niet naar afkomst zonder meer wordt gerubriceerd? Al deze en dergelijke vraagstukken, welke zich in oneindig veel variaties voordoen, maken dat de eugeneticus op Java een onbegrensd arbeidsveld vindt.