Verhalen over omgangsvormen, zeden en gewoonten op Java anno 1946…
Een bijdrage uit het boekje (lees: handleiding) met bovengenoemde titel van “Masman & Stroink”.
De omgangsvorm met de Javaan:
U heeft b.v. vergunning gekregen om met een paar kameraden te gaan jagen en vermoeid na een lange tocht komt u terecht in een desa-huisje. U knikt of zegt: “Tabe” en u en uw kameraden worden met Oosterse gastvrijheid ontvangen. Zonder dat u er om vraagt wordt binnen zeer korten tijd thee geserveerd met Javaanse koekjes of fruit. U behoeft zich niet voor te stellen of deze mensen bij uw komst een hand te geven.
Het is laat in de middag geworden en u heeft honger gekregen. Wordt u niet ten eten gevraagd, dan kunt u gerust deze lieden vragen wat voor u klaar te maken. In alle spoed zal hieraan gehoor gegeven worden, alle vrouwen en meisjes in huis werken mee en indien zij hiermede klaar zijn, zullen zij zich afzijdig houden. Dit is de adat, indien niet noodzakelijk , zullen de vrouwen zich niet in gezelschap van mannen begeven.
Heeft u gegeten en het wordt tijd om naar huis te gaan en u wilt hun deze maaltijd vergoeden, omdat u ziet dat zij het niet breed hebben, dan stopt u bij het heengaan de vrouw des huizes wat geld in handen. Is zij, wat zo vaak gebeurd, verdwenen, dan roept u de kinderen en stopt hen ieder wat geld toe. Zijn er geen kinderen, dan kunt u in dit geval het geld aan de heer des huizes geven.
U zegt “Tabe” d.i.: “Ik groet u” en “trima kasih banjak”; dit betekent: “U wordt hartelijk bedankt”.
Is er in een desa iemand gestorven die u goed kent en u legt een rouwbezoek af dan behoeft u de familie niet te condoleren. Uw komst wordt al als een deelneming beschouwd. Verder behoeft u geen krans of bloemen te kopen, wat geld liefst in papier gewikkeld geeft u dan aan een van de familieleden, naar gelang de omstandigheden.
Wordt u uitgenodigd op een huwelijksplechtigheid dan hoeft u niet naar de stad te gaan om een cadeau te kopen; neen, weer wat geld in papier gewikkeld, gegeven aan de vrouw of heer des huizes is voldoende…
Dit heet “soembangan”. U helpt hiermede de familie in de uitgaven die ze gedaan hebben voor dit feest. Soms gebeurt het ook wel eens dat u het geld op een presenteerblad of in een pot moet doen.
Bij andere feestelijkheden kunt u op ongeveer dezelfde manier handelen.
Aan de intellectuelen of betere stand wordt bij de begroeting of afscheid wel een hand gegeven. De vrouw des huizes ontvangt dan ook vaak de gasten. De meisjes en indien er ook nog andere vrouwelijke familieleden zijn, blijven dan meestal achter tenzij zij speciaal geroepen worden.
Bij adelijken spreekt men de mannen aan met de functie die zij bkleden, dus een Regent met “Regent”, een Wedono (nwe spelling: Wedana = assistent van de Regent) met “Wedono”.
Zijn het personen van adel zonder functie of gegoede burgers dan kunt um hun gewoon met mijnheer = “toean”, de dames, indien gehuwd met mevrouw = “njonja”, indien ongehuwd met juffrouw = “nonna” aanspreken. Is er een Javaanse dame van adel, dan kunt u haar het liefst aanspreken met “Raden Ajoe”. B.v. de vrouw van een Regent, Patih (= bestuurder) of Wedono.
Bij de gegoede Javaanse burger kan de vrouw dus wel of niet van adel zijn. U moet hiernaar dus tevoren informeren.
Vertrouwelijk op iemands schouder kloppen wordt door de Javaan niet gedaan, daarom is het ook beter dat u als westerling dit ook maar laat.
In geen geval, zelfs met vriendschappelijke bedoelingen, mag het hoofd aangeraakt worden. Het hoofd is het voornaamste deel van het lichaam en is tevens de zetel van de beschermgeest. Het hoofd wordt ook jaarlijks gezegend. Is men verplicht het hoofd aan te raken, b.v. bij verwonding, dan kunt u voordat u dit doet, hierv oor vergunning vragen door b.v. te zeggen “permissie” = vergun mij.
Bij een gesprek dat staande gehouden wrdt is het ook wenselijk niet met de handen in de zijde te staan. Dit is volgens de Westerse begrippen niets erg, maar voor de Indonesier is dit een uitdagende houding en heeft men het liever niet in deze stand aamgesproken te worden.
De omgangsvorm met de Javaanse vrouwe is geheel anders dan met de Europese. U die hier bent gekomen, moet dit dus in acht nemen.
U is b.v. kind in huis bij een gegoede Javaanse familie. Op zekeren dag wilt u met de dochter des huizes naar de bioscoop. U moet dan niet alleen haar vragen, doch ook een of meerdere van de familieleden, dus minstens een mannelijk of vrouwelijk familielid er bij. Een Javaans meisje gaat niet alleen met een manspersoon op stap; dit laatste gebeurt alleen bij hoge uitzondering.
Heeft u een of meerdere baboes in dienst, dan is het niet de adat, dat deze vrouwen in vertrekken komen waar mannen vertoeven of slapen. Doen ze dat wel dan is het uw zaak hun er op te wijzen dat dit ongepast is. Dat doen ze thuis niet en waarom bij u wel?
Ook kinderen, zowel jongens als meisjes behoeven niet steeds in de omgeving van ouderen te zijn.
Het stoeien met, en het aanroepen van de Javaanse vrouw is tegen alle adatbegrippen in; de Javaan doet dit niet en het is dan ook uw zaak deze principes te respecteren. Een degelijke Javaanse vrouw beschouwt dit als een belediging.
Ook een amicale omgang met de mannelijke huisbedienden is niet gewenst. Zij moeten hun plaats weten en indien zij dit niet doen, hierop gewezen worden. Dit is geen kwestie van vernedering of minachting. Een Javaans spreekwoord zegt: “Ieder mens is in zijn werk Koning”. Een voorbeeld: een Javaanse huisbediende voelt zich als mens niet minder dan zijn meester. Ze hebben elkaar nodig en moeten elkaar respecteren; toch blijft er een scheiding tussen beiden. Deze scheiding is bij de Oosterling nu eenmaal sterker dan bij de Westerling, waarmede u rekening dient te houden.
Adat
Wat is adat? Adat is een verzamelnaam van diverse gebruiken en gewoonten, weergevende de geestelijke en materiele richtlijnen die men moet volgen, b.v. in de godsdienst, in de houding tegenover familie , meerderen, minderen, anderen, enz. Adat is een ongeschreven wet waaraan iedereen zich houdt. Mensen die zich hier aan houden zijn hier in hoog aanzien en worden beschouwd als zeer beschaafd. Zij die zich hiet niet aan houden als onbeschaafd.
De sembah
De sembah is een eerbewijs die gegeven wordt aan vorstelijke en personen van hoge adel. De sembah wordt als volgt gebracht: De handen tegen elkaar houdend en gebracht tot op de hoogte van mond en neus. Tijdens deze ceremonie moet men de persoon aankijken. De sembah kan gebracht worden bij een begroeting of na een vraag, of na een gezegde. De sembah kan zowel staande als hurkende gebracht worden. Hurkende alleen in Javaanse kleding en als de plaats en omgeving zich daartoe leent. De sembah wordt ook gebracht aan heilige voorwerpen (poesaka’s en anderen), bij het betreden van heilige vertrekken of grafkamers wordt deze ceremonie ook toegepast.
Het hurken
Het hurken is niet uitsluitend een slaafs overblijfsel. Neen, het is vooral de laatste tijd een adat eerbewijs. De persoon voor wie gehurkt wordt moet deze eerbewijzen aanvaarden, want ook hij moet waarschijnlijk voor zijn meerderen in afkomst of rang hurken. Dit eerbewijs wordt dus niet alleen door het volk gebracht, doch de prinsen en prinsessen hurken ook voor hun vorst. Hier ligt niets minderwaardigs in. Integendeel, als men dit hoog houdt, wordt men ale een adat kenner en beschaafd mens beschouwd. Een Javaans vorst is werelds, tevens geestelijk bestuurder in zijn rijk. Als zodanig krijgt hij de hoogste eerbewijzen ook zijn familieleden. Ook de regenten zijn in hun regentschap het hoofd van de godsdienst, als zodanig krijgen zij en hun familieleden en ambtenaren, naargelang hun rang en afkomst de hun toekomende eerbewijzen.
Als vergelijking b.v. het volgende:
Een Rooms-katholiek zal voor de Paus knielen, ook voor een bisschop bij het kussen van zijn ring; dit is zijn adat die de godsdienst hem voorschrijft. Hij houdt zich hieraan.Waarom wordt het hurken van een Javaan voor een hoogadellijk persoon vaak als iets slaafs beschouwd en het knielen voor de Paus niet? Mocht het dus voorkomen dat een Javaan voor u als Europeaan hurkt, dan is dit gedaan spontaan en uit dankbaarheid of eerbied en dient u als Westerling dit eerbetoon te aanvaarden. Het zou juist tegen alle adat begrippen indreunen indien u deze persoon liet opstaan of hem een stoel zou presenteren.
Elke Javaan weet meestal wel zijn plaats en indien hij dit niet weet, dan dient u hem hierop te wijzen. U helpt mede in het terugbrengen van de adatbegrippen die Japan hier gedurende hun overheersing heeft getracht te vernietigen. Een volk moet adat en traditie hooghouden.
De ouders
Bij de Javaan staande ouders in hoog aanzien. De kinderen zijn verplicht hen tot hun dood te steunen.Het is een adat begrip en de schoonzoons of -dochters komen hier niet tegen op. Japan heeft getracht vooral dat adat-begrip te vernietigen; heeft propaganda gemaakt voor het verwijderen van ouden van dagen maar dit is hen gelukkig bijna zo goed als niet gelukt. Wel bij de begroeting of in de houding van velen, zit, tegenwoordig een Japanse inslag. Het is nu onze zaak dit zo sopedig mogelijk te doen verdwijnen om de oude adat weer er in te krijgen, die elke Javaan beslist kent.
Enige Adat-beleefdheidsvormen
Men mag niet met een sigaret in de mond tegen een meerdere praten. Voor huisbedienden is het ook ongepast met een sigaret in huis te komen om daar te bedienen of het een en ander te doen. Indien in Indonesische kleding, dienen de huisbedienden bij de bediening of werkzaamheden, ongeschoeid te lopen. In de bijgebouwen is het geschoeid lopen wel toegestaan. Het is niet de gewoonte bij een gesprek dat staande gehouden wordt met de armen in de zijde te staan of met de armen over elkaar. De armen moeten gewoon los op zij van het lichaam gehouden worden en indien met een hoog personage in gesprek moet door de mindere tijdens dit staande gesprek, de armen gekruisd over de buik gehouden worden. Een aardige adatbeleefdheidsvorm is het volgende: Een bruidspaar is gedurende hun huwelijksdag “een dag koning en koningin”. Bij hun gebruikelijke tocht door de stad hebben zij overal voorrang, zelfs ook bij het tegenkomen van een vorstelijke stoet. Thuis hebben zij dan ook een ereplaats.
Iets over Poesaka’s.
Een poesaka is een relequie of attribuut. Deze poesaka kan een persoonlijk bezit zijn, maar ook het eigendom van een familie, desa, kampong of volk. Aan een poesaka wordt een kracht toegeschreven naar gelang afkomst en verleden. De poesaka’s worden min of meer als heilig beschouwd, hebben hierdoor een zekere verering. Op bepaalde dagen worden zij bewierookt of krijgen ze offers naar gelang de voorschriften dit aangeeft. Deze voorwerpen krijgen echter nooit de Goddelijke verering en zijn zij steeds ondergeschikt aan hun rechthebbende eigenaar. Hieronder wordt dus verstaan een persoon die officieel en rechtmatige wijze in het bezit is gekomen van den poesaka. Poesaka’s zijn niet alleen een kris of speer, doch ook gong’s, gamelans, juwelen, antieke stoelen, tafels, kledingstukken, soms zelfs een doodgewoon stuk hout of een steen kunnen poesaka’s zijn. Het houden van poesaka’s is dus geen bijgeloof alsook het aanbidden van voorwerpen, zoals vaak gezegd wordt. Een kleine vergelijking is te treffen met relequien van de Katholieken die ze bij zich dragen of in huis hebben en deze voorwerpen vereren. Bij niet-Katholieken b.v. kan een voorwerp, voor anderen van geen waarde, maar afkomstig van een voorouder in hoge waarde en verering zijn.
Deze vergelijking kan men maken, doch voor poesaka’s in sterkere mate. Niet alle krissen of pieken zijn poesaka’s. Aan de plaats waar ze liggen of staan en de behandeling, kan men meestal een poesaka van andere niet-poesaka’s onderscheiden. De poesaka’s hebben meestal een ereplaats, zijn ook vaak in witte doeken gewikkeld en men vindt er vaak bloemetjes of wierook korrels bij of een of andere offerande. Dus vindt u in een huis een gong achteloos in een hoek, dan zal dit voorwerp heus geen poesaka zijn doch vindt men in een huis op een behoorlijke plaats een voorwerp (eventueel in witte doeken gewikkeld) dan moet dit wel een poesaka zijn. U hebt echter kamaraden die er anders over denken. Wat nu te doen? U verstopt het op een zodanige plaats waar hte niet door anderen ontdekt zal worden, aangezien het voorwerp misschien bespot en op de grond neergegooid zou kunnen worden. Indien dit niet mogelijk is kunt u het voorwerp meenemen om het later aan een oude Javaan of priester af te geven. Door deze daad heeft u de javaanse gevoelens niet gekwetst en volgens de adat gehandeld. Het is te begrijpen dat het vaak voor u moeilijk is om .b.v een poesaka kris niet mee te nemen of het later af te staan aan een Javaanse priester. Ook zou u het niet prettig vinden indien Indonesiers, Christelijk reliquieuse voorwerpen uit een Europees huis zouden weghalen als souvenier. Howel vaak moeilijk te begrijpen, hebben wij elkanders Godsdienst met al zijn gebruiken en voorschriften te respecteren. De macht bij een Javaanse vorst of prins ligt in het bezit van de Kraton- of prinselijke poesaka’s. Ontneemt men dus deze vorsten of prinsen deze poesaka’s dan is het met hun macht gedaan. Deze maatregel werd vroeger en nu nog aan de Javaanse hoven toegepast, indien dit nodig was. Ook de Nederlands Indische regering past dit wel eens toe.
De slametans, sadjens (offerandes).
Het brengen van offers was hier reeds in zwang, lang voordat de Hindoes hier kwamen om hun beide Godsdiensten, het Boeddhisme en Brahmanisme in te voeren. Ook onder de Hindoeoverheersing is dit Godsdienstig gebruik bewaard gebleven. Later toen zij verdreven werden en de Islam zich hier ook verspreidde, bleef ook deze ceremonie in ere. Men heeft hier nu dus de Jav. – Mohammedaanse Godsdienst, d.w.z. de Islam met vele gebruiken van de oude Javaanse zedenleer o.a. het brengen van offers, de verering van poesakas en andere ceremonien, die de Islam niet kent. Ook een inslag van het Brahmanisme is bewaard gebleven, o.a. de verering van de rijstgodin, Dewi Sri. Volgens de oude Javaanse geschriften moeten de hier gebruikeleijke offerandes afkomstig zijn uit het Heilige Land. Daar werden de offers in de vorm van koeien, geiten, vogels, bloemen, enz. verbrand. Hier in de grijze oudheid ook, doch met de eeuwen werd dit gewijzigd.De offerandes werden toen bereid en niet meer verbrand en na de offerande onder gezamenlijk gebed, verdeeld onder de aanwezigen (meestal armen of minder bedeelden). De slametan is een offermaaltijd minstens aangezeten door drie personen. Na de gebruikelijke gebeden en na de zegening door een kijai (priester) of hadji, wordt door de aanwezigen wat van de offerande gegeten en de rest gelijk verdeeld en naar huis meegenomen. Gewoonlijk wordt bij een slametan alleen aangezeten door mannen., maar in sommige gevallen mogen ook vrouwen vrouwen, indien gescheiden gezeten, aan zo n ceremonie deel nemen. Tijdens het gebed wordt wat van het aanwezige voedsel geoofferd, ook de bloemen en tijdens de gehele ceremonie wordt wierook gebrand ter verheerlijking van de Godheid, andere Heiligen of voorouders. Een sadjen is een kleine offerande waarbij niet aangezeten wordt en niet gegeten. Een sadjen bestaat uit bloemen, eetwaren, vruchten, enz. netjes gerangschikt. Bekijkt men zo n sadjen dan ziet men als de voornaamste onderdelen: 7 soorten bloemen = de zeven sferen van de hemel, 3 soorten koekjes (heilig drieenheid, dus de Godheid bestaande uit drie personen, toch een God, genaamd TRIMOERTI), 2 soorten pap (wit en rood) -= goed en kwaad. De menselijke genotsmiddelen, die ook aan de Godheid, Heiligen, of voorouders geooferd worden, n.l. tabak, sigaretten, sirih-bladeren (betel-bladeren), soms ook opium. Verder suiker, koffie, thee. Ook fruit (meestal pisang mas). Dat is pisang speciaal voor offers.
Een sadjen moet minstens 24 uur op de plaats blijven liggen waar dit geofferd is. Mocht u dus ergens zo n offer zien liggen, dan is het dus het eerste vereiste hier niet aan te komen of overheen te stappen.
Bij vele Javaanse huizen zult u vaak op bepaalde dagen, bij deuren, putten en andere plaatsen. soorten bloemetjes vinden op een stukje pisangblad. Dit zijn hele kleine offertjes voor de familie-patroon of huisgeest. De grootheid van de offers wordt geregeld, naar de welgesteldheid van de mensen. Zij wordt gebracht bij elke grote of huiselijke gebeurtenis of nagedachtenis, b.v. geboorte, huwelijk, besnijdenis, verder ook na de zoveelste sterfdag van een familielid.
Als toelichting het volgende:
Een slametan is een offerande om gunsten en verzoeken af te smeken aan de Godheid, Heiligen of voorouders en om het slechte te bestrijden. Een sadjen is een dergelijk offer doch in klein formaat. Andere offers zijn: Wiloedjegan, d.i. een offer om de bovenaardse egen te vragen. Kaoelan is een sadjen of offermaaltijd ter vervulling van een gelofte die men gedaan heeft.
Het berekenen van goede of slechte dagen op Java
Naast een week van 7 dagen, die wij allen kennen, heeft de Javaan nog een 5 daagse week. De z.g. passerdagen – n.l. Pahing, Pon, Wage,Kliwon en Legi
Voor de invoering van de Gregoriaanse kalender (de Christelijke tijdrekening) en het Mohammedaanse jaar (maanberekening) kende men hier op Java alleen de z.g. Tjondro-berekening. Maanden van 29, 30 of 31 dagen, zoals wij die op het ogenblik kennen had men hier niet. Het Javaanse jaar bestond in die tijd uit 210 dagen. 7 weekdagen x 5 passerdagen = 35 dagen heet selapan, 6 x 35 dagen (selapan) = 210 dagen, heet Tjondro (Javaans jaar). De verjaarda viering, zoals de Westerling die kent, kent de Javaan niet. Wel heeft de Javaan de z.g. weton berekening. Bijv. iemand is geboren op Vrijdag die samenvalt met de passerdag Legi. Deze Vrijdag-Legi is dan haar/zijn geboorte weton. Deze dag herhaalt zich dus eens in de 35 dagen. (7 weekdagen x 5 passerdagen). Deze geboorte-weton wordt dan ook vaak herdacht door het brengen van offers enz. Men heeft niet alleen geboorte-wetons doch ook wetons van grote gebeurtenissen. Bijv. kroning van een vorst, huwelijk, besnijdenis, verder de dag van de eerste steenlegging van een of ander groot gebouw enz.
De oosterling kent aan de 7 weekdagen, zowel ann die der 45 passerdagen een zekere kracht of uitstraling toe. Bv.: Maandag (Senen) = goed; Dinsdag (Selasa) = vervelend, tegenwerkend; Woensdag (Rebo) = middelmatig; Donderdag (Kemis) = goed, gelukbrengend; Vrijdag (Djoemahat) = goede dag, doch reeds voor 25% venijnig; Zaterdag (Saptoe) = venijnig; Zondag (Minggoe of Ngahat) = ± gelijk aan de Vrijdag.
Pahing = vergrotend, zowel voor goed als slecht; Pon = een dag waarbij men moet oppassen; Wage = neutraal of leeg; Kliwon = opwekkend, verzoeken of gebeden worden op deze dag vlug verhoord; Legi = liefelijk, vergevend. De dag Senen – Pahing is dus goed door de Pahing vergrotend. Dus een zeer goede dag, voor alles. Dinsdag (Selasa) – Legi is een vervelende dag die echter door de Legi (liefelijk) geneutraliseerd wordt.
Is het Dinsdag – Pahing dan is dit een zeer slechte dag, de vervelende dag wordt door de Pahing nog ongunstiger gemaakt. In een selapan (35 dagen) heeft men 2 dino loehoer (Heilige dagen). Dat zijn de Vrijdag – Kliwon en de Dinsdag – Kliwon. Op deze dagen worden offers aan de Godheid gebracht en worden ook de poesakas (familie attributen) bewierookt en van offers voorzien. Voor de goede orde nog het volgende: de nieuwe dag begint vier uur s middags en eindigt de volgende vier uur s middags. Bijv. Donderdag s middags om 4 uur treedt hier reeds de Vrijdag in (malem Djoemahat = de avond van de Vrijdag). Dus mocht een Javaan een afspraak maken malem Senen dan is dit dus Zondagavond. (de Maandag (Senen) is reeds na 4 uur s middags op Zondag ingetreden. Deze gegevens worden u verstrekt niet met de bedoeling u iets op te dringen hieraan geloof te hechten doch wel dat u er rekening mee houdt dat de Indonesiër hiermede werkt.
Speciale goede en slechte dagen
Hieronder volgt een opgave van de in een selapanan (35 dagen) aanwezige speciale dagen:
- Maandag (Senen) – Legi: is de dag der vrouwen. Deze dag is de aangewezen dag om voor vrouwen af te smeken aan de Godheid, hen op Geestelijk gebied te helpen, te genezen, enz.
- Vrijdag (Djoemahat) – Legi: is idem voor de mannen
- Dinsdag (Seloso) – Kliwon, deze dag heet ook Angoro kasih = gunsten afsmeken: is een zeer bijzondere dag. Op deze dag worden de poesaka s beiwerookt en bloemen of andere offers opgedragen aan de Godheid, familie of huispatroon of afgestorvenen. Ook voor verzoeken aan de Godheid, enz. is dit de aangewezen.
- Vrijdag (Djoemahat) – Kliwon: is een soortgelijke dag als de Dinsdag (Kliwon). In sommige streken staat de Dinsdag – Kliwon in hoger aanzien dan de Vrijdag – Kliwon.
- Zaterdag (Saptoe) – Pahing: is wel de slechte dag. Op deze dag mogen vooral geen grootse plannen gemaakt worden, verder ook niet worden begonnen met grote werkzaamheden en indien niet hoogstnoodzakelijk, mag ook niet gereisd worden, enz.
- Dinsdag (Seloso) – Pon: is ook een vervelende dag, doch lang niet zo slecht als Zaterdag – Pahing.
Voor elk mens is zijn geboorte (weton) -dag voor haar-/hemzelf, een goede dag, dus al zou dit ook op een algemene slechte gevallen zijn, b.v. Saptoe-Pahing.
wordt vervolgd….